Ein Freund von mir ist letztens auf einem Spielzeugauto ausgerutscht, das sein Sohn auf der Treppe hatte liegen lassen, und hat sich dabei den großen Zeh gebrochen. |
Een vriend van mij is laatst uitgegleden over een autootje dat zijn zoon had laten slingeren op de trap en heeft toen zijn grote teen gebroken. |
 |
Ehe Sie sich in einem Hotel schlafen legen, schauen sie erst nach, wo sich der Notausgang befindet! |
Vooraleer te gaan slapen in een hotel, ga eerst na waar de nooduitgang zich bevindt. |
 |
Auch schlechte Filme muss man sich anschauen, dann kann man sich ein besseres Urteil über die guten machen. |
Zelfs slechte films moet men bekijken, want zo heeft men een juister oordeel over de goede. |
 |
Könntest du uns in Ruhe lassen? |
Zou je ons met rust kunnen laten? |
 |
Wo kann ich das Fahrrad lassen? |
Waar kan ik de fiets laten? |
 |
Ich habe Tom ausschlafen lassen. |
Ik heb Tom laten uitslapen. |
 |
Wie lange müssen wir das im Ofen lassen? |
Hoelang moeten we het in de oven laten? |
 |
Lassen Sie mich zu Ihren Erfolg gratulieren. |
Laat mij u feliciteren met uw succes. |
 |
Wir lassen Sie das Ergebnis in einer Woche wissen. |
We zullen u het resultaat laten weten over een week. |
 |
Tom hat Marias Tasche im Auto liegen lassen. |
Tom heeft Maria's tas in de auto gelaten. |
 |
Ich werde keinen Stein auf dem anderen lassen, bis ich herausgefunden habe, wer das getan hat. |
Ik zal geen steen op de andere laten tot ik gevonden heb wie dat gedaan heeft. |
 |
Lassen Sie es mich bitte so schnell wie möglich wissen, wenn sie einen Teil des Konferenzsaales zur Ausstellung ihrer Produkte einrichten möchten. |
Laat u me het alstublieft zo snel mogelijk weten als u een deel van de conferentiezaal zou willen opzetten om uw producten te tonen. |
 |
Verdammt noch mal, wie oft soll ich dir noch sagen, dass du die Finger davon lassen sollst?! |
Potverdikkeme nog aan toe! Hoe vaak moet ik je nou nog zeggen dat je daarvan af moet blijven? |
 |
Tut sich was? |
Gebeurt er al iets? |
 |
Das trifft sich gut. |
Dat komt goed uit. |
 |
Er drückt sich schlecht aus. |
Hij drukt zich slecht uit. |
 |
Sie hat sich des Problems angenommen. |
Ze heeft het probleem onder handen genomen. |
 |
Beharrlichkeit zahlt sich aus. |
De aanhouder wint. |
 |
Er nahm die Schuld auf sich. |
Hij neemt de schuld op zich. |
 |
Tom kommt sich unschlagbar vor. |
Tom waant zich onoverwinnelijk. |
 |