| Ich bin ihr zufällig auf der Straße begegnet. |
Ik ben haar toevallig tegengekomen op straat. |
 |
| Wir haben sie zufällig im Park getroffen. |
We hebben haar toevallig ontmoet in het park. |
|
| Wir haben ihn zufällig im Park getroffen. |
We hebben hem toevallig in het park ontmoet. |
|
| Zufällig sah ich einen seltenen Schmetterling. |
Toevallig zag hij een zeldzame vlinder. |
|
| Also hast du sie gestern nicht zufällig gesehen? |
Dus je hebt haar gisteren niet toevallig gezien? |
|
| Zufällig traf ich meinen alten Freund in Tokyo. |
Ik heb bij toeval een oude vriend in Tokyo ontmoet. |
|
| Nicht viel später begegneten wir uns zufällig wieder. |
Niet lang daarna kwamen we elkaar weer toevallig tegen. |
|
| Ich habe zufällig Ihre Mutter in der Bibliothek gesehen. |
Ik heb toevallig uw moeder gezien in de bibliotheek. |
|
| Das Thema „Erderwärmung“ kam während der Konferenz zufällig zur Sprache. |
Het thema van de verwarming van de aarde kwam toevallig ter sprake tijdens de conferentie. |
|
| Du weißt nicht zufällig etwas darüber, oder? |
Je weet daar niet toevallig iets van, toch? |
|
| Im übervollen Bus war kein Sitzplatz mehr zu finden. |
In de overvolle bus was geen zitplaats meer te vinden. |
|
| Einen passenden Mann finden ist schwieriger als im Lotto gewinnen. |
Een geschikte man vinden is moeilijker dan de lotto winnen. |
|
| Er sucht bei anderen, was er bei sich selbst nicht finden kann. |
Hij zoekt in anderen wat hij in zichzelf niet kan vinden. |
|
| Ohne Qualifizierung kann man heutzutage nur schwer Arbeit finden. |
Zonder diploma kan je tegenwoordig moeilijk aan de bak komen. |
|
| Heutzutage gibt es verschiedene Möglichkeiten, einen Brieffreund zu finden. |
Er bestaan vandaag verschillende middelen om een pennevriend te vinden. |
|
